“Daglicht en uitzicht hebben meer invloed dan je denkt”

“Daglicht en uitzicht hebben meer invloed dan je denkt”

Voor het beoordelen van de kwaliteit van onze gebouwen hebben we allerlei normen, wettelijke eisen en ‘bovenwettelijke’ kwaliteitssystemen. Toch blijken er steeds weer nieuwe aspecten een rol te spelen. Onderzoekster en adviseur Hester Hellinga richt zich op de lichtkwaliteit van binnenruimte. In 2015, het UNESCO-jaar van licht, vestigt zij de aandacht op het belang van uitzicht, specifieke zonwering en voldoende daglicht voor onze gezondheid en ons comfort. Een interview.

 

tekst Louis Jongeleen

De setting van een gesprek met dr. ir Hester Hellinga is een ruim restaurantgedeelte op de begane grond van een kantoorflat van 18 verdiepingen. Het licht dat door de glaswand naar binnen valt, wordt gedempt door een hoge heg die het uitzicht belemmert. Hellinga gaat aan een tafel zitten met haar rug naar de groene glazen muur.

U heeft een methode ontwikkeld waarmee de lichtkwaliteit van een binnenruimte kan worden beoordeeld. Kunnen ontwerpers daarmee nu het raam ontwerpen dat de beste daglichtkwaliteit oplevert?
Hester Hellinga: “Met mijn promotie-onderzoek dat ik in 2013 afrondde (zie kader), heb ik vastgesteld dat ramen zeer belangrijk zijn voor de beleving en het comfort van een binnenruimte. Daarbij blijken zowel het daglicht als het uitzicht bepalend te zijn. Ook heb ik een nieuwe manier ontwikkeld waarmee we de daglichtkwaliteit beter kunnen beoordelen. Een beoordelingsmethode voor uitzicht bestond nog niet. Aan de hand van vragenlijsten die ik aan kantoormedewerkers heb voorgelegd, heb ik een waarderingssysteem voor uitzichtkwaliteit ontwikkeld. Daaruit blijkt dat de natuurlijke uitstraling van het uitzicht van betekenis is en de gelaagdheid of diepte waardoor je ook in de verte kunt kijken. Dat ontspant de ogen. Andere factoren zijn: de hoeveelheid lucht die je ziet, het soort gebouwen waar je op uitkijkt en of er verkeer te zien is. Ook de grootte, de plaatsing en de vorm van ramen spelen een rol. Alle aspecten krijgen een score. De optelsom is een maat voor de kwaliteit van het uitzicht. Met deze gegevens kunnen ontwerpers hun voordeel doen, want als een gebouw eenmaal af is, kun je weinig meer veranderen aan de vormgeving van de gevel.”

Zijn scores van proefpersonen wel objectief genoeg voor een wetenschappelijk oordeel over de kwaliteit van daglicht en uitzicht?
Hellinga: “Er bestaan grote verschillen in de behoeften en voorkeuren van mensen. Als onderzoeker probeer je inzicht te krijgen in de overeenkomsten tussen mensen en als er verschillen zijn, wil je weten waarom die er zijn. Door toepassing van statistische modellen wordt een zo objectief mogelijke conclusie getrokken. De kennis die dat oplevert, wordt gebruikt om wetten en regels op te stellen, maar deze gaan vaak uit van de ‘gemiddelde mens’. Dat geldt dus ook voor de regels van het Bouwbesluit. In de praktijk hebben we uiteraard te maken met de verschillen tussen individuen , waardoor je geen situatie kan ontwerpen die ‘totale tevredenheid’ oplevert wat thermisch comfort en daglicht aangaat. Zo heb ik vorig jaar onderzocht hoe 400 kantoorwerkers in dertien verschillende kantoren het gebruik van automatische zonwering ervaren. Daaruit kwam naar voren dat centraal geregelde zonwering nooit helemaal naar tevredenheid werkt. Er zijn wel mogelijkheden om in een open kantoorruimte de bediening per zone in te delen of je kunt in kantoortuinen een eigen werkplek zoeken die je bevalt, maar het blijft essentieel dat je mensen de mogelijkheid geeft het systeem te ‘overrulen’. Wanneer dat niet kan, leidt dat tot irritatie en soms zelfs tot sabotage van de zonweringsinstallatie.”

“Wetten en regels gaan vaak uit van ‘de gemiddelde mens’…”

Kunt u voorbeelden noemen van een aanpak waarmee een optimale lichtkwaliteit is bereikt ?
Hellinga: “Het ingrijpend gerenoveerde Provinciehuis van Noord-Holland in Haarlem is een mooi voorbeeld waar de duurzaamheid onderzocht is in samenhang met het comfort. Er is optimale daglichttoetreding gerealiseerd zonder extra warmtelast. Op de werkplekken zijn temperatuur en lichttoetreding te regelen met kleine aanpassingen.”

Bij welk soort gebouwen kan uw benadering van de lichtkwaliteit veel voordelen opleveren?
Hellinga: “Dat zijn gebouwen waarvan de gebruikers veel binnen blijven. Dat zijn dus ziekenhuizen met patiënten die het bed moeten houden en zorgcentra waar ouderen de deur bijna niet meer uitgaan. Ook bij scholen valt veel te verbeteren. Niet alleen omdat onvoldoende licht- en zichtkwaliteit slecht is voor concentratie en leerprestaties, maar ook omdat daglicht inwerkt op onze biologische klok. In onze ogen zitten receptoren die onder invloed van licht de aanmaak van hormonen beïnvloeden die op hun beurt onze alertheid beïnvloedt en het dagnachtritme.
Voldoende duisternis wanneer iemand slaapt, is trouwens ook van belang. Op dit terrein is nog veel onderzoek nodig . Dat laatste geldt ook voor de plaatsen waar wij langere tijd achter een PC, een i-pad of een tv zitten, in een kantoor of elders. Wat doen die nieuwe lichtsoorten op die verschillende plaatsen met ons gestel? Verder is het bij renovatie van oude, monumentale panden belangrijk er rekening mee te houden dat zonwerend glas leidt tot een lagere daglichttoetreding dan voorheen. Dat wordt nogal eens vergeten.”

“Daglicht beïnvloedt ook onze biologisch klok…”

Wat ziet u graag veranderen in de manier waarop wij omgaan met de lichtkwaliteit in onze gebouwen?
Hellinga:” Bij het bepalen van de noodzakelijke lichttoetreding wordt soms gekozen voor een te éénzijdige benadering, waarbij het thermisch comfort en energiegebruik de nadruk krijgen. Er wordt bijvoorbeeld glas toegepast met een lage lichtdoorlatendheid om maar aan de eisen voor de maximale zonlichttoetreding te voldoen. Richtlijnen gaan daarentegen uit van de gedachte ‘hoe meer daglicht, hoe beter’. Er worden minimale eisen gesteld aan de daglichtfactor, dus de verhouding tussen de hoeveelheid licht binnen en de hoeveelheid licht buiten. Deze moet worden bepaald bij een gestandaardiseerde, bewolkte hemelkoepel. Beter is om uit te gaan van een realistische voorspelling van de hoeveelheid daglicht op grond van een jaarmeting, zoals het Amerikaanse keurmerk LEED dat doet. Vervolgens kunnen er eisen worden gesteld aan zowel de minimale als de maximale daglichttoetreding. Er zijn immers ook zonnige dagen en dan wil je verblinding en te hoge temperaturen voorkomen, terwijl je op donkere dagen verhoudingsgewijs juist meer daglichttoetreding wilt.”

Wat vindt u van de huidige wetgeving voor lichtkwaliteit?
Het Bouwbesluit stelt uit het oogpunt van gezondheid eisen aan de minimale daglichttoetreding, maar de voorgeschreven bepalingsmethode geeft je totaal geen indruk van de lichtkwaliteit die je uiteindelijk krijgt. Aan de uitzichtkwaliteit worden in het geheel geen eisen gesteld. Met de komst van een Europese daglichtnorm zal dit op den duur veranderen. Ik vind dat een positieve ontwikkeling. Verder is het opvallend dat in het Bouwbesluit onlangs de daglichteisen voor het bouwen van een woonfunctie voor particulier eigendom zijn gewijzigd. Vanaf 1 juli 2015 hoeft er nog slechts aan de eisen voor verbouw te worden voldaan. En dat uitgerekend in het ‘UNESCO-jaar van het licht’. “

In 2013 promoveerde Hester Hellinga aan de TU Delft met een onderzoek naar de invloed van daglicht en uitzicht op het visueel comfort. Titel van het onderzoek: ‘ Daylight and View: Influence of Windows on the Visual Quality of Indoor Spaces’. Op haar werkgebied van licht, comfort en duurzaamheid werkt Hellinga nu als projectleider-adviseur bij DPA Milieu in Rotterdam.

 

 

Hier uw advertentie?
Bel +31 (0)73 503 35 44.